Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarom vertoornde zich de HEERE zeer over Israel, dat Hij hen wegdeed van [33]Zijn aangezicht; er bleef niets over, behalve [34]de stam van Juda alleen. 33. Dat is, uit het land Kanaan, hetwelk Hij hem tot een woning geheiligd had, hebbende daarin zijn kerk, in welker midden Hij woonde, en in deze de uiterlijke tekenen zijner tegenwoordigheid vertoonde. Alzo onder, vs.20,23, en hfdst.23 vs.27, en hfdst.24 vs.3. 34. Zijnde hieronder begrepen de Levieten, die in den stam van Juda woonden, en de Simeonieten, die daaronder gemengd waren, met een deel van Benjamin. Zie 1 Kon.11:32.